Scroll Top

U bekijkt de website momenteel in taal NL. Voor aanvullende factchecks en inhoud met betrekking tot andere community's kunt u de vlagpictogrammen gebruiken om van taal te wisselen.

Volkstheorieën bij info-democratische verstoringen: een diepgravend kwalitatief publieksonderzoek in België en Luxemburg – Samenvatting van D3.2.4

d8mqgPqe-D324_coloured.png

Inleiding

In deze samenvatting worden de belangrijkste aspecten van het EDMO BELUX-onderzoeksverslag D3.2.4 beknopt weergegeven. Dat verslag is een voortzetting van D3.2.2 (Wiard et al., 2022[1]) en presenteert de eindresultaten van het kwalitatieve publieksonderzoek naar volkstheorieën bij info-democratische verstoringen in België en Luxemburg. Het onderzoekt duikt in de belangrijke kwestie van de ingang die dis-/misinformatie vindt in democratische samenlevingen, in het bijzonder in de context van grote crises zoals de Russisch-Oekraïense oorlog en de COVID-19-pandemie. Anders dan eerder onderzoek waarin de focus lag op de productie en verspreiding van ‘nepnieuws’, richt dit onderzoek zich op de ingang die ‘nepnieuws’ vindt, waarbij wordt verkend hoe het publiek in België en Luxemburg zich verhoudt tot de relatie tussen dis-/misinformatie en democratische zorgen; dit probleem duiden wij aan als ‘info-democratisch verstoringen‘. Dit onderzoek hanteert het concept ‘volkstheorie‘ om het begrip van des-/misinformatie bij het brede publiek te duiden. Het onderzoek steunt op een kwalitatieve analyse van 28 semi-gestuurde interviews met socialemediagebruikers, waarin 9 volkstheorieën (en meer dan 20 vertakkingen) in verband met dit fenomeen zijn aangetroffen. Deze bevindingen dragen bij aan de academische discussie rond dis-/misinformatie, mediageletterdheid, journalistiek, factchecken alsook het blijven nadenken onder professionals over hoe de gevolgen van dis-/misinformatie doeltreffend kunnen worden beperkt.

Theoretisch kader en methodologie

Dit onderzoek verdiept zich in hoe des-/misinformatie wordt begrepen vanuit het perspectief van het brede publiek, waarbij de concepten ‘volkstheorieën’ en ‘info-democratisch verstoringen’ worden gehanteerd. Het onderzoek vertrekt vanuit de veronderstelling dat dis-/misinformatie, ofschoon niets nieuws, invloedrijker en ingewikkelder is geworden door de opkomst van sociale media en de invloed van algoritmen en door identiteitspolitiek en polarisatie. Het concept ‘volkstheorieën’ staat in dit onderzoek centraal. Het verwijst naar overtuigingen, veronderstellingen en generalisaties van leken over een bepaald fenomeen. In de context van media en communicatie beïnvloeden volkstheorieën hoe individuen media begrijpen en hierop of hiermee reageren. Volkstheorieën worden gebaseerd op persoonlijke ervaringen, narratieven uit de media en maatschappelijke discussies. Dit onderzoek richt zich met name op hoe volkstheorieën het begrip van het publiek over de relatie tussen informatieverstoringen en democratische verstoringen vormen.

Wat methodologie betreft, is het onderzoek gebaseerd op 28 semi-gestuurde interviews met actieve socialemediagebruikers uit België en Luxemburg, die in een periode van 18 maanden zijn gehouden in 2022 en 2023. De geïnterviewden werden gekozen middels een sneeuwbalsteekproefmethode, waarbij sociale media werden gebruikt om individuen te benaderen die een grotere kans liepen in aanraking te komen met dis-/misinformatie. Dankzij deze strategie konden wij zeer uiteenlopende informanten ontmoeten die we in vijf profielen hebben onderverdeeld op basis van hun mediaconsumptiepatroon: ‘trouwe consumenten’, ‘trouwe ontkrachters’, ‘nieuwsshoppers’, ‘rebelse ontkrachters’ en ‘rebellen’. In totaal bestond onze steekproef uit 10 Franssprekende Belgische informanten, 9 Vlaamssprekende Belgische informanten en 9 Luxemburgse informanten. De analysestrategie was hoofdzakelijk inductief, met een thematische codering van de interviews, analyses per informant en een transversale analyse om uiteenlopende volkstheorieën te differentiëren en identificeren. Deze methode maakte het mogelijk een genuanceerd inzicht te verkrijgen in hoe verschillende typen mediagebruikers de wisselwerking tussen informatieverstoringen en democratische processen conceptualiseren. Het onderzoek benadrukt dat volkstheorieën, waarvoor weliswaar geen wetenschappelijk bewijs is, significant zijn voor hoe mensen media en democratische instituties opvatten en erop reageren.

Belangrijkste bevindingen

In ons onderzoek hebben we negen volkstheorieën en meer dan twintig vertakkingen van deze volkstheorieën met betrekking tot info-democratische verstoringen geïdentificeerd. In tabel 1 staat een beknopte weergave van de bevindingen weergegeven.

Tabel 1. Overzicht van de in het onderzoek gevonden volkstheorieën over info-democratische verstoringen.

  • (FT1) Traditionele media doen hun werk
    • (FT1.1) Traditionele media maken menselijke foutjes
    • (FT1.2.) De politieke oriëntatie is geen onoverkomelijk probleem
    • (FT1.3) Je moet voorzichtig zijn met ongefilterde sociale media
  • (FT2) De democratie verdient beter dan slechte journalistiek
    • (FT2.1) Vooringenomenheid in het nieuws is een groot probleem
    • (FT2.2) Economische belangen bepalen het nieuws
      • (FT2.2.1) Snelle journalistiek
      • (FT2.2.2) Sensatiejournalistiek
      • (FT2.2.3) Amateuristische journalistiek
      • (FT2.2.4) journalistiek is (op de eerste plaats) geld verdienen
    • (FT2.3) Er is een gebrek aan een tegengeluid
    • (FT2.4) De journalistiek houdt maatschappelijke vooroordelen in stand
    • (FT2.5.) Versplinterde journalistiek
  • (FT3) Politici en burgers zijn van elkaar vervreemd
    • (FT3.1) Journalisten moeten politiek nieuws sexyer maken
    • (FT3.2) Politici moeten beter het gesprek aangaan met het publiek
  • (FT4) Het publieke debat is verstoord
  • (FT5) Traditionele media zijn een onderdeel/het slachtoffer van een complot onder aanvoering van de financiële (en politieke) elites
    • (FT5.1) Financiële (en politieke) elites manipuleren de media opzettelijk
      • (FT5.1.1) Follow the money
      • (FT5.1.2) Politieke censuur en controle
    • (FT5.2) De media manipuleren het publiek opzettelijk
    • (FT5.3) We hebben onszelf geleerd hyperkritische journalisten te zijn
  • (FT6) De waarheid bepalen is politiek
    • (FT6.1) Wat waar is en wat niet is ook maar een mening
    • (FT6.2) De waarheid speelt geen rol in de overtuigingen van mensen
    • (FT6.3) Je moet onenigheid en desinformatie niet over één kam scheren
  • (FT7) Desinformatie is een specifieke techniek voor (transnationale) politieke campagnevoering
  • (FT8) We hebben grotere zorgen dan nepnieuws
    • (FT8.1) ‘Nepnieuws’ is er altijd al geweest
    • (FT8.2) Alleen complottheorieën zijn desinformatie
    • (FT8.3) ‘Nepnieuws’ als retorisch middel
  • (FT9) De info-democratische verstoringen zijn een probleem van het publiek
    • (FT9.1) De meeste mensen zijn kwetsbaar door universele sociaalpsychologische factoren
    • (FT9.2) Sommige mensen zijn kwetsbaarder dan andere
    • (FT9.3) De unieke informatiecultuur van Luxemburg
    • (FT9.4) Derde-persooneffect: het is altijd de ander die kwetsbaar is

FT1. Traditionele media doen hun werk

De volkstheorie ‘Traditionele media doen hun werk’ komt sterk naar voren, met name onder de ‘trouwe consumenten’ en ‘trouwe ontkrachters’. Deelnemers geven aan vertrouwen in de traditionele media te hebben en wijten de verspreiding van des-/misinformatie aan sociale media en ‘alternatieve’ mediabronnen. Ze erkennen dat niet alles wat de traditionele media voortbrengen van dezelfde kwaliteit is, maar beschouwen deze media in het algemeen als betrouwbare informatiebronnen. Dit gelooft komt voort uit het beeld dat de professionals van de traditionele media zich door ethische normen laten leiden en ze hebben meer achting voor publieke media dan voor private media. Het idee dat journalisten worden gedreven door een passie voor hun vak en niet door financieel gewin is ook wijd verspreid. Voorstanders van de volkstheorie ‘Traditionele media doen hun werk’ erkennen echter dat journalisten soms menselijke fouten maken (FT1.1), waarbij wordt gesuggereerd dat fouten in de journalistiek onvermijdelijk maar meestal van weinig belang zijn en geen invloed van betekenis op de democratie hebben. Deze fouten worden gezien als kansen die ‘complotdenkers’ aangrijpen om de media in diskrediet te brengen, maar de informanten zijn van mening dat de traditionele media een zelfcorrigerend vermogen hebben en professioneel blijven. Uit het onderzoek blijkt dat sommige informanten die de volkstheorie ‘Traditionele media doen hun werk’ onderschrijven, de politieke kleur van de traditionele media niet zien als een belangrijk punt van zorg voor de democratie (FT1.2). Hoewel ze erkennen dat de media niet volstrekt neutraal zijn, beschouwen de informanten deze vooringenomenheid als een normaal aspect van een functionerende democratie. Zij pleiten voor het diversifiëren van nieuwsbronnen om andere standpunten te begrijpen. Ze achten deze praktijk als essentieel om tot een geïnformeerde mening te komen. De deelnemers die deze volkstheorie geloven, laten zich sceptisch uit over sociale media, waarbij ze wijzen op het gebrek aan filter- en verificatiemechanismen (FT1.3). Hoewel deze deelnemers sociale media niet volledig afwijzen, benadrukken ze dat het nodig is om betrouwbare bronnen verstandig te kiezen in plaats van zelf op onderzoek uit te gaan.

FT2. De democratie verdient beter dan slechte journalistiek

Deze volkstheorie gaat in tegen het positieve beeld van traditionele media. De algemene strekking is dat de huidige staat van de journalistiek, met name weinig verfijnde traditionele media, ontoereikend is voor de behoeften van een democratische samenleving. Aan dit gezichtspunt ligt het geloof ten grondslag dat de journalistiek verantwoordelijk en accuraat moet zijn en hogere normen moet hanteren om de democratie doeltreffend te ondersteunen. Aan deze volkstheorie zijn meerdere vertakkingen gekoppeld. Ten eerste vinden sommige individuen vooringenomenheid in het nieuws een groot probleem (FT2.1). Deze gedachtegang benadrukt de zorgen over de openlijke politieke voorkeuren van nieuwsmediaorganisaties. Informanten vinden wat dit betreft dat deze vooringenomenheid ertoe leidt dat informatie en mening in elkaar overlopen, waardoor wordt afgeweken van het ideaal van ‘objectieve’ journalistiek. Ten tweede stelt de tak ‘Economische belangen bepalen het nieuws’ (FT2.2) dat de erbarmelijke staat van de journalistiek van vandaag de dag wordt veroorzaakt door de nadrukkelijke aanwezigheid van tegenstrijdige economische belangen. Verschillende redeneringen vallen onder deze tak, waaronder het hoge tempo van de journalistiek, het nastreven van effectbejag (sensatiejournalistiek), het amateurisme in het journalistieke werk en het beeld van de journalistiek als een bedrijf waarin winst belangrijker is dan kwaliteit. Iedere redenering problematiseert een ander aspect waarin economische druk de inhoud en kwaliteit van de journalistiek beïnvloedt. De derde tak in deze volkstheorie die met name bij ‘rebellen’ en ‘rebelse ontkrachters’ courant is, is het vermeende gebrek aan een tegengeluid (FT2.3) in de berichtgeving van de traditionele media. In deze tak van de volkstheorie wordt beweerd dat de mainstream media nalaten diverse standpunten aan het woord te laten, waardoor een uniform standpunt ontstaat. Deze tak staat in schril contrast met ‘Vooringenomenheid in het nieuws is een groot probleem’, waar wordt aangenomen dat ieder mediakanaal een specifiek politiek standpunt inneemt. Bij de tak ‘gebrek aan een tegengeluid’ leeft de bezorgdheid dat journalisten hun rol als waakhond niet vervullen, waardoor de berichtgeving over de actualiteit homogeen wordt, wat vaak wordt beschouwd als politiek correct handelen en moreel conformisme. Een vierde belangrijke zorg is de rol van journalistiek in het in stand houden van maatschappelijke vooroordelen (FT2.4). Informanten uit verschillende typen gebruikers wijzen erop dat journalistieke praktijken onbedoeld kunnen bijdragen aan maatschappelijke ongelijkheid en maatschappelijk onrecht. Dit is vooral duidelijk in berichtgeving over gevoelige onderwerpen zoals raciale of religieuze minderheden, migranten, vrouwenrechten en kwesties rond incest. Binnen de laatste tak van de volkstheorie ‘slechte journalistiek’ (FT2.5) wordt aangevoerd dat economische druk journalisten ertoe aanzet gefragmenteerd nieuws te brengen, waardoor het onmogelijk is complexe problemen volledig te doorgronden. Anders gezegd, een soort versnipperde journalistiek. Het gebrek aan historisch besef bij jongere journalisten wordt beschouwd als een factor die aan dit probleem bijdraagt, aangezien zij vaak niet de benodigde context verschaffen om de actualiteit volledig te begrijpen.

FT3. Politici en burgers zijn van elkaar vervreemd

Deze volkstheorie wordt vooral geuit door ‘trouwe consumenten’ en ‘trouwe ontkrachters’ en onderstreept de communicatiekloof tussen de overheid en haar burgers. Binnen deze volkstheorie wordt soms gesuggereerd dat de vervreemding komt doordat journalisten politiek nieuws niet boeiend en toegankelijk weten te maken en soms wordt politici verweten dat ze niet doeltreffend het gesprek met het publiek aangaan, met name op socialemediaplatforms.

FT4. Het publieke debat is verstoord op sociale media

De informanten die deze volkstheorie beschrijven, waarderen het online debat als cruciaal voor de democratie, maar uiten hun zorgen over de negatieve impact van socialemediaplatforms op het overlegproces. Bij deze volkstheorie wordt gewezen op de nadelige gevolgen van toetsenbordridders en kwaadwillenden met nepprofielen, die een constructief debat hinderen. Deze actoren, die zich vaak achter anonimiteit verschuilen, ontwrichten oprechte discussies en polariseren debatten. In deze volkstheorie klinkt ook kritiek op de niet adequate contentcontrole op sociale media, waardoor onjuiste voorstellingen van zaken en het versterken van maatschappelijke vooroordelen en discriminatie in de hand wordt gewerkt.

FT5. Traditionele media zijn een onderdeel/het slachtoffer van een complot onder aanvoering van de financiële (en politieke) elites

Een significant aantal informanten, hoofdzakelijk de ‘rebelse ontkrachters’, beschouwen de traditionele media als onderdeel of als slachtoffers van een complot onder aanvoering van de financiële en politieke elites. In deze volkstheorie wordt beweerd dat de traditionele media slechts de narratieven herhalen die doelbewust door machtige elites worden verspreid om de publieke opinie te manipuleren. Deze volkstheorie benadrukt het belang van hyperkritische journalistiek om de verbogen waarheid te ontdekken en het zogenoemde ‘officiële verhaal’ te weerleggen. De informanten vinden het noodzakelijk dat media de status quo ter discussie stellen en alternatieve standpunten aan het woord laten. De informaten wenden ze zich vaak tot niet-traditionele media voor informatie die de mainstream narratieven tegenspreekt. De eerste tak van deze volkstheorie (FT5.1) stelt dat financiële en politieke elites doelbewust de media manipuleren uit eigen belang. De tak is onder te verdelen in twee hoofdredeneringen, waarbij de eerste suggereert dat ‘hogere economische belangen’ wereldgebeurtenissen en de narratieven in de media aansturen (‘follow the money’) en waarbij de tweede beweert dat politici controle en censuur uitoefenen op de media. Bij de tweede tak (FT5.2) wordt aangevoerd dat de media het publiek manipuleert, hetzij opzettelijk of als ‘papegaaien’ die door de elites worden gemanipuleerd. Deze manipulatie wordt beschouwd als bevorderlijk voor de geheime agenda van de elite middels uiteenlopende mechanismen zoals het filteren van informatie om mensen bang te maken en de verdeeldheid in de maatschappij te verergeren. Het resultaat is dat de mensen onwetend worden gehouden en worden afgeleid van de echte problemen, waardoor het democratische proces wordt verzwakt. Tot slot stellen individuen die deze volkstheorie geloven dat het aan de burgers zelf is om het werk van de journalisten te doen (FT5.3), aangezien de journalisten niet het soort ‘research’ of ‘onderzoek’ doen dat van hen wordt verwacht. Vanuit dit gezichtspunt zijn het juist de ‘complotdenkers’ die als waakhond fungeren.

FT6. De waarheid bepalen is politiek

In deze volkstheorie stellen de informanten het idee van een objectieve waarheid in het publieke debat ter discussie. Zijn suggereren dat hetgeen als waar of onwaar wordt beschouwd grotendeels wordt bepaald door politieke voorkeur in plaats van door feitelijke juistheid. In de eerste tak, die vooral door ‘rebelse ontkrachters’ en ‘rebellen’ (FT6.1) wordt omarmd, wordt de waarheid als relatief beschouwd en afhankelijk van het individuele perspectief. Aanhangers van dit standpunt geven vaak voorrang aan ‘alternatieve media’ die zij gelijkwaardig aan mainstream bronnen achten. Zij promoten het narratief dat beide kanten van iedere discussie hun eigen inherente waarheden kennen. De tweede tak (FT6.2) focust op de politieke aard van de waarheid. In deze tak wordt gesteld dat, hoewel sommige feiten misschien nauwkeuriger zijn dan andere, de publieke opinie uiteindelijk meer door politieke narratieven wordt gevormd dan door feitelijke nauwkeurigheid. Dit leidt tot een sceptische houding tegenover pogingen om tot een universele waarheid te komen, met een voorkeur voor een inhoudelijker debat in plaats van feitelijke juistheid. Tot slot legt de derde tak van deze volkstheorie (FT6.3) de nadruk op de legitimiteit van meerdere standpunten in het publieke debat en waarschuwt tegen het gelijkstellen van een legitiem meningsverschil aan ‘nepnieuws’. Aanhangers van deze tak beweren dat andersluidend politieke meningen vaak ten onrechte als ‘nepnieuws’ wordt aangemerkt, waarmee een democratisch dialoog wordt ondermijnd. Zij erkennen het bestaan van een feitelijke waarheid, maar uiten hun zorgen over de politisering van factchecken, waarbij meningen soms als feiten worden beoordeeld, wat resulteert in een te sterk versimpelde en een polariserende opvatting van ingewikkelde kwesties.

FT7. Desinformatie is een specifieke techniek voor (transnationale) politieke campagnevoering

Deze volkstheorie ziet desinformatie als een strategisch middel in politieke campagnes dat zowel nationaal als internationaal wordt ingezet. Op nationaal niveau wordt desinformatie hoofdzakelijk gezien als tactiek van politieke uitersten, met name van extreemrechts. Op internationaal niveau wordt desinformatie beschreven als een wijdverspreide techniek die door staten (zoals Rusland en China) wordt gebruikt voor politieke destabilisatie of reputatieverbetering. Dit gezichtspunt identificeert desinformatie als een geglobaliseerde praktijk, waarmee uiteenlopende politieke actoren en ideologieën zijn gediend.

FT8. We hebben grotere zorgen dan ‘nepnieuws’

Deze volkstheorie bagatelliseert het belang van des-/misinformatie en vindt dat het een probleem van alle tijden is (FT8.1), dat het fenomeen te veel aandacht krijgt en enkel ‘complotdenkers’ aangaat (FT8.2) of dat het een verkeerd gebruikt of te vaak retorisch gebezigd begrip is (FT8.3).

FT9. De info-democratische verstoringen zijn een probleem van het publiek

Binnen deze volkstheorie tot slot wordt de verantwoordelijkheid voor des-/misinformatie bij het publiek gelegd in plaats van bij de media en de digitale platformen. Deze volkstheorie omvat meerdere vertakkingen. Ten eerste leggen sommige informanten de nadruk op de veronderstelde universele sociaalpsychologische factoren (FT9.1), waarmee zij suggereren dat iedereen kwetsbaar voor des-/misinformatie is door universele menselijke eigenschappen zoals bevestigingsvooroordeel of een gebrek aan mediageletterdheid. Ten tweede wijzen andere informanten naar de meer sociologische factoren van des-/misinformatie. Zij stellen dat specifieke groepen (zoals ouderen of mensen met extreme politieke ideeën) kwetsbaarder zijn dan andere (FT9.2). Ten derde wijden enkele Luxemburgse informanten uit over de unieke informatiecultuur van hun land en de invloed ervan op hun gevoeligheid voor des-/misinformatie, hetzij positief of negatief (FT9.3). Ten slotte benoemen meerdere informanten de volkstheorie ‘derde-persooneffect‘ (FT9.4), waarbij zij anderen als kwetsbaarder voor des-/misinformatie beschouwen dan zichzelf. Dit wijst op een denkbeeld waarin des-/misinformatie een probleem van ‘de ander’ is.

Conclusie

Gestoeld op het concept van ‘volkstheorieën’ verstrekt dit onderzoek een uitgebreide en diepgravende verkenning van hoe het publiek in België en Luxemburg het fenomeen des-/misinformatie en de relatie ervan met de politiek en de democratie op diverse manieren conceptualiseert. Door het gesprek aan te gaan met mensen met uiteenlopende invalshoeken en opvattingen over informatieverstoringen en democratische verstoringen gaat dit onderzoek verder dan bestaande typologieën van volkstheorieën bij het publiek, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan het bevorderen van het onderzoek naar des-/misinformatie op het snijvlak van journalistieke wetenschap en publieksonderzoeken. Dit onderzoek biedt nieuw inzichten die helpen bij het nadenken over de courante strategieën die worden ingezet om de gevolgen van des-/misinformatie te beperken, zoals factchecken en initiatieven rond mediageletterdheid.

Ten eerste benadrukt dit onderzoek de complexiteit van het publieke begrip van des-/misinformatie. De diversiteit van volkstheorieën die in dit onderzoek aan het licht zijn gebracht, onderstreept de noodzaak van flexibele interventies tegen des-/misinformatie die kunnen inspelen op de scala aan standpunten die bij de doelgroepen van des-/misinformatie courant zijn. Het is onwaarschijnlijk dat een enkele, algemene benadering doeltreffend gaat zijn, gezien de gevarieerde en soms tegenstrijdige aard van deze volkstheorieën. Dit inzicht is cruciaal voor professionals op het gebied van journalistiek, factchecken en mediageletterdheid, want een meer genuanceerde en op maat gemaakte benadering is nodig om misinformatie en desinformatie aan te pakken.

Ten tweede heeft het onderzoek ontdekt dat er een significante leemte is in kennis bij het publiek over de wisselwerking tussen mediaorganisaties, politieke instellingen en economische actoren. Deze leemte legt een mogelijk gebied bloot waaraan initiatieven rond mediageletterdheid meer aandacht kunnen besteden, zodat het publiek een vollediger begrip van het media-ecosysteem krijgt.

Ten derde benadrukt dit onderzoek de uitdaging om een kritische blik op de media en de actualiteit te bevorderen zonder onbedoeld het wantrouwen jegens professionele nieuwsmedia aan te wakkeren, hetgeen van levensbelang is voor een gezonde democratie. Het voorgaande impliceert onder meer dat epistemologische begrippen en vragen, zoals ‘kennis’, ‘objectiviteit’, ‘onpartijdigheid’, ‘neutraliteit’, ‘mening’, ‘onderzoek’, enz., nadrukkelijk bespreekbaar moeten zijn. Onze analyse suggereert dat benaderingen van des/-misinformatie die te beperkt inzetten op het checken en corrigeren van ‘feiten’ waarschijnlijk worden opgevat als simplistisch of zelfs manipulatief.

De bevindingen van het onderzoek suggereren tot slot dat desinformatie en misinformatie moeten worden gezien als symptomen van bredere maatschappelijke problemen, met name de heersende economische logica en de huidige staat van de democratie. De meeste kritiek in de meerdere volkstheorieën roept op tot meer democratische betrokkenheid, verantwoording en transparantie, wat wijst op een breed gedragen wens voor meer participatie en inclusiviteit in het democratische proces die beter tot zijn recht moet komen in initiatieven tegen de gevolgen van des-/misinformatie.

Dit onderzoek vormt niet enkel een verrijking van onze kennis over hoe het publiek de begrippen misinformatie en desinformatie conceptualiseert en hoe het publiek ermee omgaat, maar biedt ook waardevolle inzichten voor toekomstig onderzoek en voor de praktijk. De genuanceerde benadering van dit onderzoek, met aandacht voor de diversiteit van volkstheorieën, biedt een sterk argument voor meer toegespitste en wendbaardere strategieën om de gevolgen van des-/misinformatie te beperken.

[1] Zie Wiard, Victor ; Patriarche, Geoffroy ; Dufrasne, Marie ; Rasquinet, Olivier. Folk theories of info-democratic disorders: preliminary results from an ongoing qualitative audience study in Belgium and Luxembourg. (2022) 57 + v pages. http://hdl.handle.net/2078.3/266130

 

Download hier de PDF-versie.

 


 

EDMO BELUX is een Belgische en Luxemburgse onderzoekshub die digitale media en desinformatie onderzoekt (EDMO BELUX).

EDMO BELUX brengt een uitgebreid netwerk van ervaren factcheckers, mediabedrijven, desinformatieanalisten, organisaties voor mediageletterdheid en academici samen. Zij sporen opkomende schadelijke desinformatiecampagnes op, analyseren deze campagnes en stellen deze aan de kaak. Door snelle meldingen binnen het netwerk krijgen de partijen in de frontlinie tegen desinformatie (media, maatschappij en overheid) factchecks en onderzoeksverslagen waarmee zij de gevolgen van desinformatiecampagnes kunnen beperken. Verder voert EDMO BELUX mediageletterdheidscampagnes om meer bewustwording te creëren en om burgers en media weerbaarder te maken tegen desinformatie. Hiermee bestrijdt EDMO BELUX desinformatie. Tot slot plaatst de hub het monitoren, analyseren van en de bewustwording over desinformatie in een multidisciplinair onderzoekskader dat onderzoek doet naar de impact van desinformatie en de reacties van platforms op democratische processen.